De hand van het menselijk lichaam bestaat uit carpale botten en middenhandsbeentjes. De carpale botten zijn ronde of driehoekige botten aan de bovenkant van de hand, onder de vingers. De middenhandsbeentjes zijn de langere botten die de vingers vormen. Het palmaire middenhandsbeentje dient als bindweefsel en verbindt de twee soorten botten. Wanneer twee botten elkaar ontmoeten, hebben de botten een ligamentbedekking nodig om te bewegen en flexibel te zijn. De term palmair verwijst naar de palm van de hand of de onderkant van de hand. Het ligament stelt de hand in staat om items vast te pakken en vast te houden. Het ligament bevindt zich aan de onderkant van de hand, in de ruimte tussen de metacarpale botten en carpale botten. Het palmaire middenhandsbeentje is enigszins concaaf van aard, wat betekent dat het laag in het midden daalt. Bovenop het ligament bevinden zich buigpezen, die de flexibiliteit in de hand vergroten. Het gebied heeft ook interossale spieren, dit zijn dunne spieren die de mobiliteit van de vingers regelen.