De thymus is een lymfoïde klier die bestaat uit twee lobben van gelijke grootte, achter het borstbeen (borstbeen) maar voor het hart. Het ontleent zijn naam aan een gelijkenis die het draagt met de knop van de tijmplant (thymus in het Latijn). In de puberteit bereikt de thymus het hoogtepunt van zijn gebruik en wordt hij de grootste. Na deze leeftijd neemt de grootte van de thymus af naarmate het lymfoïde weefsel verdwijnt en vet- en bindweefsel verschijnt. T-cellen hebben hun naam ontleend aan de thymus, omdat ze hier in het menselijk lichaam worden geproduceerd. Lymfoïde stamcellen worden in het bloed afgeleverd aan de buitenste cortex of laag van de thymus. Nadat ze zich in de buitenste cortex hebben vermenigvuldigd, gaan ze naar de binnenste cortex waar ze T-cel-oppervlaktemarkers ontwikkelen. De rijping van T-cellen wordt geleid door thymopoëtine, thymosine en andere hormonen die in de thymus worden aangemaakt. In het midden van de thymus (de medulla) voltooien T-cellen hun rijpingsproces en worden ze vervolgens vrijgegeven in de bloedbaan.